Uittreding

26-01-2024

Ik behoor niet meer tot de Katholieke Kerk.
Maandag kreeg ik een brief van het Bisdom van Brugge.
Daarin staat dat mijn vraag om uit te treden genoteerd is. 

De laatste stap in een administratieve procedure. 
Ik zette die procedure in gang, net zoals zovelen, na het zien van de serie 'Godvergeten' op tv. 
Ik weet het, veel maakt het allemaal niet uit, maar ik vond dat ik een signaal moest geven. 
Zowel voor de kerk, als voor mijn eigen gemoedsrust.

Ik zette die procedure in gang, net zoals zovelen, na het zien van de serie 'Godvergeten' op tv

Ik wilde iets doen om aan de wereld duidelijk te maken dat ik met de gang van zaken niet akkoord kan gaan. Ik zeg wel 'kan', want blijkbaar worden nog steeds misdrijven met de mantel der liefde bedekt. 

Het was ook onder die mantel der liefde dat mijn ouders besloten ons te laten dopen. Of eerder, toen was het geen dingetje. Iedereen werd gedoopt. Je kon mijn ouders moeilijk katholiek noemen: ik zag mijn ouders nooit ter kerke gaan, en mijn moeder had een uitgesproken beeld van de kerk en haar bedieners. Toen al. Wellicht hebben de ervaringen uit haar jeugd meegespeeld. Maar de kerk was oppermachtig toen. Er werd niet over gediscussieerd. 

Mijn ouders vroegen wel of we onze doopbeloften wilden vernieuwen. Weet waaraan je begint,    zo zei mijn moeder ooit. Wij hebben jullie laten dopen zodat je later zelf kan kiezen wat je wilt. 

Wij hebben thuis allemaal onze doopbeloften vernieuwd. Niet voor het geloof, maar voor de cadeaus. Je plechtige communie doen ging immers gepaard met nogal wat cadeaus, en een groot feest. Niemand van ons wilde dat op het spel zetten. 

Dat we het niet echt meenden met dat geloof, kon je merken aan de manier waarop we dat geloof nadien beleden: nooit meer ter kerke gaan, nooit meer biechten, nooit meer een geloofsbelijdenis. Ja, eigenlijk waren we toen al uitgetreden: alleen, de kerk wist het niet. 

Toen het biechten begon, vertelde ik van mijn afvalligheid

Trouwen deed ik wel voor de kerk: ook dat kon gemakkelijk. Ik had immers mijn doopbeloften hernieuwd. Mijn schoonouders waren diep christelijk, dus een niet kerkelijk huwelijk was onbespreekbaar. Een trouw die niet voor de kerk is gebeurd, telt niet. Je kent het wel. 

Maar ik moest te biechten gaan voor de trouw, en bewijzen dat ik de evangeliĆ«n kende. 
Elk afzonderlijk gingen mijn toekomstige echtgenote en ik bij de onderpastoor van haar dorp. 
Ik heb een goed geheugen en kende de verhaaltjes uit de bijbel wel, dat was geen probleem. Maar toen het biechten begon, vertelde ik van mijn afvalligheid. De onderpastoor was tamelijk werelds, en wist dat de ommekeer ingezet was, en dat het dwingen van mensen onherroepelijk de ondergang van de kerk zou bespoedigen. We hielden een gesprek over de wereld in de plaats. Ik kon trots aan mijn toekomstige schoonmoeder vertellen dat ik geslaagd was voor de ondertrouw. 

Op de trouw zelf keek ik naar mijn ouders bij het mummelen van de geloofsbelijdenis. Ze leken echt mee te doen. Zoals alle aanwezigen verzonken in het boekje waar de woorden gedrukt stonden. 

Na afloop vertelde ik mijn moeder dat ik de geloofsbelijdenis niet uitgesproken had. Zelfs mijn lippen niet had bewogen. Mijn moeder keek me aan met glinsters in haar ogen: ik ook niet hoor! Mij zul je nooit horen zeggen dat ik in de engelen en de heiligen en god en konsoorten geloof. 

De kerk heeft dus jarenlang gedacht dat ik mijn geloof heb beleden tijdens onze trouw. 
Nu heb ik een papiertje waarop staat dat ik niet meer tot die kerk behoor. Maar blijkbaar staat mijn naam voor altijd in de palm van god. Ik weet niet naar waar ik moet schrijven om dat te laten doorhalen. Maar omdat hij niet bestaat, doet dat er niet echt toe.