Mijn moeder zit sinds een paar weken in een woon-zorgcentrum.
Al is het maar voor even - ze zit in wat kortverblijf wordt genoemd - toch lijkt het al definitief.
Wellicht komt dat omdat ik nogal sterke herinneringen heb aan mijn schoonmoeder, die de laatste jaren van haar leven in zo'n instelling doorbracht. Maar mijn moeder zal er maar twee maanden verblijven.
ik stomp hier af. Ik merk dat ik psychisch achteruitga
Daarvoor was ze opgenomen in het ziekenhuis. Nierstenen, en dreigend nierfalen zorgden voor een zeer verzwakte gezondheid. Nadat de dringende medische behandelingen voorbij waren, kon ze naar Zeveneken komen. Om aan te sterken zeg maar.
Maar ze is er niet graag.
Alles, maar werkelijk alles, is hier perfect zegt ze. De mensen hier zijn super vriendelijk, en alles wat je vraagt wordt gedaan. Op mijn vraag waarom ze hier dan niet graag is gaf ze het volgende antwoord: ik stomp hier af. Ik merk dat ik psychisch achteruitga.
Ze gaf me 2 voorbeelden. Zo uit het leven gegrepen.
Ik heb alles geprobeerd, ik werk niet tegen, dus in het begin ging ik naar de eetzaal, ruim op tijd, om kennis te maken met de andere bewoners. Een uur, een vol uur heeft iedereen daar aanwezig naar de muur zitten te staren. Wachten op het eten wellicht. Geen woord werd er gezegd.
niemand is hier graag, en iedereen zou liever thuis zijn
Daarnaast heeft ze een kleine enquĂȘte gehouden onder de bewoners uit haar gang. Na wat social talk vroeg ze op de man af of de bewoners graag in het WZC zaten. En weet je wat? Ze stelde het triomfantelijk vast: niemand is hier graag, en iedereen zou liever thuis zijn.
Als ik op bezoek kom, zit haar buurvrouw bij haar op de kamer. Ze komt goed overeen met haar buurvrouw. Die komt regelmatig een praatje slaan in haar kamer. Die zit blijkbaar niet naar de muur te staren ...
Haar buurvrouw, zo zegt ze me, eet al lang op haar kamer, want in de eetzaal wordt niets gezegd. Dus besloot mijn moeder ook op haar kamer te eten. Dat mag, niemand zegt er iets van.
Ik vraag waarom ze dan niet met haar buurvrouw samen eet, en eventueel samen met haar buurvrouw naar de eetzaal gaat? Misschien trekken ze nog andere bewoners aan die ook niet naar de muur willen staren. Misschien wordt het ooit nog gezellig?
Misschien wordt het ooit nog gezellig?
Ze trekt haar schouders op en zegt dat de bewoners hier allemaal van uit de omgeving zijn. Velen kennen mekaar al van op de lagere school. Als ik zeg dat ik van Gent kom, dan bekijken ze mij raar: Gent, dat is zoveel als het buitenland.
Dus zit toch niet iedereen naar de muur te staren, denk ik bij mezelf.
Er is dus een andere reden waarom ze weg wil. Thuis zit ze dan wel helemaal alleen naar de muur te staren, maar heeft ze het gevoel dat ze alles nog in eigen handen heeft.
Hoe goed de medewerkers van een woon-zorgcentrum hun best ook doen, nooit zullen ze dat gevoel kunnen vervangen. Het gevoel zelfstandig te kunnen beslissen, foert te kunnen zeggen, eens tegendraads te zijn. Dat alles is in een WZC zeker mogelijk, maar de bewoners proberen zich aan te passen, en doen het dus niet.
Dat is het, zegt mijn moeder: de meesten hier hebben zich aangepast, en tonen het gewenste gedrag. Dus zitten ze in de eetzaal naar de muur te staren ...