Naarmate een mens ouder wordt, stijgen de kansen op gemijmer. Zoals ik ergens kon lezen van een bekend auteur: als we ouder worden, krijgen we steeds meer leegte rond ons heen. De leegte die wordt achtergelaten door naasten die ons ontvallen. We weten dat we sterfelijk zijn, dat het plots onafwendbaar voorbij kan zijn, maar we kunnen en mogen dat niet te lang beseffen.
Als we ouder worden, krijgen we steeds meer leegte rond ons heen
Als dan iemand uit onze omgeving, het kan zelfs een buur of een oude bekende zijn, wegvalt, worden wij overvallen door een diep besef van vergankelijkheid. Bij zo’n heengaan verliest een mens niet alleen zijn of haar partner, vriend of vriendin, familielid, maar ook een deel van zichzelf.
Die puzzel van wie wij eigenlijk zijn geweest, verliest bij elk afscheid een stukje
Wat bedoel ik daarmee? Als iemand die ons nabij is geweest uit ons leven verdwijnt, dan is ook een stuk van onze geschiedenis weg. Er is in ons leven een stuk verleden dat wij voor onszelf hebben onthouden of soms zelfs gereconstrueerd, een leven waarvan wij denken dat wij dat geweest zijn. Maar er is ook een deel van ons dat niet bij ons zit, maar dat zit in hoe partner, vrienden, familie zich ons hebben herinnerd. Die puzzel van wie wij eigenlijk zijn geweest, verliest bij elk afscheid een stukje. En dat andere, dat van ons, van wie we feitelijk zijn, dat kunnen wij niet kennen, tenminste niet ervaren. Af en toe kan iemand anders ons erover spreken, maar het blijft van hem of haar. Zo zijn wij altijd meer en anders dan we zelf denken. Of bedenken kunnen.