Zonder zonde

03-10-2023

Er is geen twijfel meer aan. Pas als iets in de media, het liefst op televisie, is geweest, bestaat het. De voorbije weken werd het misbruik in de kerk weer ontdekt. Dankzij een televisieprogramma ging een aantal al dan niet vooraanstaande Vlamingen zich snel ontdopen. Een mens moet nu eenmaal mee met z’n tijd, nietwaar? 

Voorbij gaat het eigenlijk nooit en goed te maken is het evenmin

Natuurlijk, er is niet de minste twijfel aan dat het seksueel wangedrag binnen het instituut van de roomse kerk diepe en pijnlijke sporen heeft nagelaten. Heel wat jonge mensen hebben toen zwaar geleden onder wat met hen gebeurde. Voorbij gaat het eigenlijk nooit en goed te maken is het evenmin. Sorry zeggen is nu eenmaal zo gemakkelijk en intussen ook bijna volledig zonder betekenis. Ook als de feiten verjaard zijn, blijven de kwetsuren tijden lang pijn doen. We kunnen er als samenleving niet licht over gaan.

En toch, in heel die terechte verontwaardiging en gekwetstheid wordt mijns inziens al te gemakkelijk de hele kerk en zelfs het geloof verketterd. Zeker, die kerk heeft veel weggekeken en kansen gemist om er iets aan te doen. Maar diezelfde kerk – en ik schrijf dit als overtuigd atheïst – heeft in al die tijden ook heel wat goeds gedaan. Zoveel mannen en vrouwen hebben, vanuit hun geloof en hun trouw aan die kerk, hun leven gewijd aan het helpen van andere mensen. Meestal onbaatzuchtig. Het kan toch niet dat wij al die goede en menslievende daden vergeten en aan de kant schuiven, omdat wij veroordelen wat een andere groep uit die kerk heeft gedaan? Ook als we niet gelovig zijn, kunnen we toch niet om die zovelen heen die op menselijk vlak hoogstaand hebben geleefd? 

Maar diezelfde kerk – en ik schrijf dit als overtuigd atheïst – heeft in al die tijden ook heel wat goeds gedaan. 

Het is triestig als wij ons beter moeten voelen door anderen naar beneden te halen. Laten we dus diegenen veroordelen die het verdienen, maar terzelfder tijd de waarde en betekenis van die anderen eerlijk erkennen.

De boom in

12-09-2023

Toen ik klein was, hadden wij het geluk thuis een mooie tuin met een aantal bomen te hebben. Ook een paar bomen die wat groter waren dan de laagstamfruitboompjes. Met mijn broers vond ik het dan heel plezierig om in zo’n kersenboom te klimmen en daar dan een tijd te blijven zitten. Gewoon erin zitten was genoeg. Wellicht zat er in ons DNA nog iets van onze heel verre voorouders. 

Daarna kwam er een tijd dat wij niet meer veel aandacht aan de bomen schonken. In de hele samenleving werden bomen nauwelijks nog opgemerkt. Met uitzondering van de dagen waarop een of andere chauffeur op onzachte wijze van de weg en tegen een boom was beland. Dan hoorde men snel de roep om die bomen te kappen. Bomen waren gevaarlijk, dat was duidelijk. Wie er zich in die tijd toch om bekommerde, werd spottend een boomknuffelaar genoemd en wat meewarig bekeken. Die was duidelijk niet met z’n tijd mee.

Wie er zich in die tijd toch om bekommerde, werd spottend een boomknuffelaar genoemd

Sedert enkele jaren is de boom echter in eer hersteld. Na de ontdekking van de vele klimaatproblemen hoorde men overal de roep om meer bomen te planten. Allerlei besturen begonnen ijverig her en der de spillen in de grond te stoppen. Heel erg tevreden over die plantacties konden zij dan achterover leunen in het besef de wereld een beetje te hebben gered. 

Maar, we moeten kritisch blijven, die boomplantacties houden ook een gevaar in. Op zich zijn zij natuurlijk heel positief en wie kan daar tegen zijn? Het gevaar daarachter is echter dat wij al te snel denken dat wij op die manier de problemen klein kunnen maken. Niets is minder waar. Als zulke acties leiden tot zelfgenoegzaamheid, dan zijn zij niet productief. Zij zorgen er vaak voor dat aan een breder doel, namelijk een ingrijpende verandering van onze manier van leven, van produceren en consumeren, niet wordt geraakt. En dàt is nu wel echt de voorwaarde om op langere termijn iets tegen de klimaatramp te doen. Onze samenlevingen moet echt een andere weg op. Daar wil ik nog eens een boompje over opzetten. 

Steek je hand uit!

01-08-2023

Hoewel ik onlangs op een leeftijd ben gekomen, waarop men vroeger als ‘bejaard’ werd aangeduid, blijf ik mij verbazen over mijn medemens. Misschien is dat een goed teken, een aanwijzing dat ik nog niet helemaal bij de categorie ben aangekomen die alles al gezien en beleefd heeft. Verbazing is een teken dat ik nog jong van geest ben. Zolang we die kinderlijke verbazing kennen, blijft er nog een heel stuk te gaan.

Telkens overheerst de gedachte ‘waarom zou ik de eerste stap (moeten) zetten?’

Wat is het dan dat mij nu nog altijd verwondert? Wel, ik zie in mijn omgeving, soms wat verder, soms wat dichter, zoveel voorbeelden van hoe de mens erin slaagt de tijd die hem nog rest te verknoeien. Hoeveel zijn er niet die, om een reden die ze vaak niet duidelijk kunnen uitleggen, de banden met vrienden of familie hebben verbroken? Meestal ging het om een vrij banaal meningsverschil, om een overtreding die als belediging werd opgenomen, om een oude kast die eigenlijk geen van beiden wilde hebben, om een misverstand waar geen van beide partijen uit wil geraken. Telkens overheerst de gedachte ‘waarom zou ik de eerste stap (moeten) zetten?’. Zo blijft alles zoals het op een zeker moment geworden is. Maar intussen tikt de tijd onverschillig voort.

Ondanks een goede gezondheid en een behoorlijk welbevinden kan je plots voor de laatste deur staan

Misschien moet de hedendaagse senior wat meer gaan beseffen dat het eeuwige leven niet voor hem is gereserveerd. Ondanks een goede gezondheid en een behoorlijk welbevinden kan hij plots, onvoorbereid, voor de laatste deur staan. Het middeleeuwse verhaal van Elckerlyc is zeker nog niet uit de tijd. Die begint pas als de Dood hem komt melden dat zijn tijd om is, aan een poging om zijn bestaan goed af te sluiten. Wees gerust, het loopt goed af. Maar misschien moeten we allemaal eens goed nadenken en nù, eer het te laat is, een aantal banden opnieuw aanknopen. Er zijn maar weinig goede redenen om halsstarrig afstand te houden. Doe het dus liever vandaag dan morgen. Dan heb ik dit niet voor niets geschreven.

I can't get no ...

01-08-2023

De titel van dit stukje zal elke lezer wel zelf kunnen aanvullen. Velen hebben het met veel enthousiasme meegebruld of soms, als ze wat talent hadden, meegezongen. Zonder evenwel veel aandacht te besteden aan de tekst die voor die tijd toch een duidelijke kritiek was op de wereld van de reclame en commercie. Misschien jammer dat de Stones later toch ook wel in die val zijn getrapt, maar ja.

Zodra de ene wens is vervuld, begint een andere te knagen

Hoe dan ook is die kreet als een oorwurm blijven hangen. De moderne mens die is opgegroeid in de welvaartsmaatschappij, later terecht consumptiemaatschappij genoemd, slaagt er immers zo moeilijk in tevredenheid te bereiken. Zodra de ene wens is vervuld, begint een andere te knagen. We hebben ons in de voorbije tientallen jaren kapot gekocht, waardoor de meeste huizen nu vol staan met allerlei prullen. Die geraken ook niet zo snel naar het afvalpark (nu misleidend recyclagepark genoemd). We hebben er immers geld voor uitgegeven en ook al kijken we er nooit meer naar om, ze wegdoen stellen we toch nog een beetje uit. Je weet nooit waar je iets nog voor kan gebruiken, nietwaar.

Onze grootouders vroegen zich eerst af wat ze nodig hadden en spaarden dan tot zij het konden kopen

Zo is de hele marketingindustrie erin geslaagd steeds meer te doen kopen. En dus heeft de gemiddelde Belg het blijkbaar alsmaar moeilijker om rond te komen, terwijl hij eigenlijk (zelfs netjes omgerekend in de tijd) over meer middelen beschikt dan zijn grootouders. Alleen dachten die niet dat zij altijd iets nieuws moesten kopen als het oude nog werkte. Zij vroegen zich eerst af wat ze nodig hadden en spaarden dan tot zij het konden aankopen. Dankzij de kredietkaarten is zo’n gedrag nu ook al lang folklore. Het gevolg is een wereld vol rommel en vervuiling én toch nog gefrustreerde mensen. Dan rijst één vraag: hoeveel is genoeg?

Het kleine scherm

09-08-2023

Bij het zappen belandde ik onlangs op een van onze commerciële zenders. Omdat ik geen idee had wat er daar te zien was, bleef ik even kijken. Het was een zogenaamd ontspanningsprogramma, zo een programma waarin iedereen voortdurend moet lachen zonder dat iemand weet waarom. Met enkele bekende Vlamingen die vooral bekend zijn omdat ze om het even waar gebruikt kunnen worden. Zo kleur- en reukloos als ze zijn. Toen de onvermijdelijke reclame er even tussenkwam, voelde ik me zelfs opgelucht.

Wie nog geen kampioen is, wil het toch nooit worden?

Je hoeft daar niet over te klagen, zal u zeggen. Er zijn zoveel kanalen, je hebt keuze te over en als het je niet bevalt, dan moet je maar doorschakelen. Zeker, maar dan stel je vast dat dezelfde flauwe koek op zoveel zenders wordt opgediend, dat je een speld in een hooiberg moet zoeken om iets van betekenis te vinden. Want naast de ondermaatse ‘lollige’ programma’s vind je veelal films terug die al zeven keer zijn gepasseerd of de gevreesde herhalingen. Wie nog geen kampioen is, wil het toch nooit worden? Tenzij de televisie natuurlijk dé uitvinding bij uitstek is om het volk zoet en dom te houden. Wat er ook te zien is, men kijkt. Men blijft kijken. Omdat de beelden bewegen en een indruk van leven geven.

Waar is de ambitie van vroeger, toen men dacht de tv een venster op de wereld zou zijn?

Waar is de ambitie van vroeger, toen men dacht de tv een venster op de wereld zou zijn? Een uitvinding die een breed publiek de kans zou geven om zonder een voet te verzetten delen van de wereld te zien en te beleven die ze nooit zouden (kunnen) bezoeken. Toen geloofde men nog in de opvoedkundige waarde van het medium. Schooltelevisie bracht kennis en wetenschap in de huiskamer. Intussen wil de mens van de 21ste eeuw niets meer geleerd worden. Dat is immers saai. Urenlang blijven kijken terwijl er eigenlijk niets gebeurt, is stukken beter. Goed, zap mij maar!

In wording

21-08-2023

Mensen zoals u en ik, beste lezer, die stilaan in de laatste kronkelige lijn richting de Grote Uitgang zitten, hebben (te) vaak de neiging om achteruit te leven. Heelder dagen denken aan wat vroeger kon en was, aan hoeveel beter en vlotter alles ging, hoe aangenamer de vriendschappen en sociale contacten, hoe beter de tijd kortom. Het geloof in de voortdurende vooruitgang van het leven is bij velen wel heel zwak geworden.

Zoals een Engelse dichter het uitdrukte: “Ik ben een deel van alles wat ik ben tegengekomen

Natuurlijk is het goed het verleden mee te dragen, niet te vergeten wat en wie er allemaal geweest is in het leven. Wie wij geworden zijn, is door dat alles bepaald. Zoals een Engelse dichter het uitdrukte: “Ik ben een deel van alles wat ik ben tegengekomen”. Alle belevenissen, alle menselijke (en andere – huisdieren zijn voor sommigen net als mensen) contacten, hebben ons gemaakt tot wie we zijn of menen te zijn. Wij zijn geen onbeschreven bladen. Dat betekent ook dat wij niet echt zo vrij zijn in de keuzes die wij maken. Ook die zijn door alles wat in ons bestaan voorbij is gegaan, mee gekleurd. Een goede kennis van wat achter ons ligt, is dus zeker geen nutteloze luxe.

We mogen ons niet laten leiden (bij sommigen is het: lijden) door dat verleden

En toch. Toch moeten wij nù leven met het oog op wat nog komt. We zijn niet meer zo sterk, slim, geduldig of wat dan ook als vroeger. Maar we mogen ons niet laten leiden (bij sommigen is het: lijden) door dat verleden. Elke dag opnieuw hebben wij, als het wat meezit, de kans om het leven zelf in handen te nemen. Niet alleen de kans, maar ook de plicht. De kunst van het goede leven is dus in zekere zin voldoende jong (van geest) te blijven om niet stil te blijven staan bij wie we zijn of geweest zijn, maar om te blijven ‘worden’. Dat lukt niet elke dag even goed, maar wie erin slaagt om het leven weer aan te gaan als een proces, een activiteit waarin men als mens in groei blijft, zal veel meer genieten van de dagen die komen. We zijn nu al zo ver gekomen, laat ons dus van de rest van onze reis nog iets moois maken. We vertrekken vandaag.

Excuse me, Sir!

05-07-2023

Het is geen nieuws, ik weet het, maar toch heb ik het er moeilijk mee.

Onlangs moest ik ergens lezen dat de onweersdreiging opgeschaald kon worden van level 2 naar level 3. Ja, dat niveau bedoel ik. Overal vinden we tools en opportuniteiten (soms zien we de kans om een en ander wat te vervlaamsen), factchecks en foodtrucks. Eén zaak is duidelijk: we hebben onze taal verpatst in ruil voor allerlei woorden die we (hoofdzakelijk) uit het Engels overnemen.

Hoe is dat allemaal zo kunnen gebeuren?

In de jaren ’60 van de vorige eeuw belegerden de Vlaamse studenten Leuven om er de Walen buiten te krijgen. ‘Leuven Vlaams’ was de trotse strijdkreet en de strijd werd gewonnen.

‘Leuven Vlaams’ was de trotse strijdkreet

Het Vlaams (pas een hele tijd later zou blijken dat niet het Nederlands had gewonnen) nam zijn plaats in op het wereldtoneel. Dat zorgde toen voor een grote tevredenheid en Vlaanderen won hierdoor duidelijk aan zelfvertrouwen. Een goede zaak. In 1981 werd het ook mogelijk een eigen Vlaams bestuur te krijgen en de buit leek binnen. Wie zou onze taal nog een steen in de weg kunnen leggen?

Dat liep een hele tijd ook goed. Op alle niveaus kreeg het Nederlands de positie die het in ons land verdiende. Het was niet langer noodzakelijk de taal van Molière grondig te beheersen om maatschappelijk vooruit te gaan.

We hebben het Frans ingeruild voor het Engels

Maar dan begon een sluipmoordenaar onze taal binnen te dringen. De wereld van de business, de marketing, de public relations en de media overspoelde onze streken met Engelse termen. Wie mee wilde zijn, kon die beter ook maar gebruiken.

Zo stellen wij nu met droefheid vast dat wij het Frans hebben ingeruild voor het Engels. En daar heb ik eigenlijk geen goed woord voor over.

Abonneer op André Vansteenbrugge